Moestuin
Ligging van de moestuin
Leg je moestuin voldoende ver van eventuele bomen in de tuin. Voldoende ver, dat betekent net zo ver als de kruin breed is. Dus 20 m voor een grote boom (volgroeide eik, notelaar of linde). Bomen verbruiken namelijk heel wat water. Dichtbij een boom is de bodem te droog voor een gezonde moestuin, zeker op zandgrond die sowieso al snel verdroogt.
Kies zo mogelijk voor een noord-zuid oriëntatie van je teeltrijen, zo krijg je de zon de hele dag overal in de moestuin. De meeste groenten hebben heel wat zon nodig. Tuinen met veel schaduw (van muren of van bomen) zijn niet geschikt voor een moestuin.
Zorg voor een hoog windscherm langs het noorden om de koude noorderwind te breken. De zon staat nooit in het noorden, dus schaduw zal dit windscherm niet werpen. Het mag zo‘n 2 meter hoog zijn.
We willen wel de ochtendzon op de groenten maar niet de koude, droge oostenwind. Aan de oostkant zetten we dus ook een windscherm, maar dan wat lager, bv. een scherm van kleinfruitstruiken.
Het zuiden laten we open om zoveel mogelijk zon te krijgen. De westkant laten we meestal ook open, westenwind kan weliswaar stevig zijn maar is gelukkig zelden koud. Alleen in een heel open landschap zet je langs de westkant ook best een wat lager windscherm.
Het pad langs de moestuin moet voldoende breed zijn om met je kruiwagen vol compost langs te kunnen. Zorg voor minimum 80 cm. Op zandgrond volstaat een strook zand als pad. Door er vaak langs te wandelen en te schoffelen houd je het kruidvrij. Op zandleem, leem of kleigrond moet je een pad voorzien omdat die bodems nogal goed vocht vasthouden waardoor je anders een modderig pad krijgt. Gebruik stoeptegels. Houtsnippers of boomschors kunnen ook, maar die moet je regelmatig aanvullen.
Je loopt beter niet op de groentebedden zelf. Als je dat doet, verdicht je de bodem waarin je gaat planten. Niet verdichte bodem is als een spons, de bodem kan veel water opnemen en dat verkleint de kans op een tekort of een teveel aan water. De plantengroei is beter en de kans op aantastingen is klein. Verdichte grond verliest die goede waterhuishouding. Water dringt dan niet goed door en kan de wortels niet bereiken terwijl de stengel van je plant wel af en toe onder water staat doordat er water blijft staan. Laat daarom een pad van 30 cm tussen de percelen.
Percelen zijn meestal tussen de 100 en de 120 cm breed, afhankelijk van de lengte van je arm. Je moet tot in het midden kunnen wieden zonder op de percelen te staan.
Natuurlijke vijanden aantrekken
Natuurlijke vijanden zijn jouw bondgenoten bij het moestuinieren. Het zijn die dieren in de tuin die de belagers van de moestuin opeten. Zorg dat de omgeving van de moestuin natuurlijke vijanden aantrekt. Dat doe je door voedsel en schuilplaatsen aan te bieden aan insecten, vogels, kleine zoogdieren, ... Een beetje biodiversiteit in de beplantingen rondom de moestuin helpt je al een heel eind op weg.
Heel wat insecten maken gebruik van verschillende voedselbronnen. Zo eten volwassen snorzweefvliegen, nectar en stuifmeel. Zij hebben de juiste planten nodig. Hun larven leven van dierlijke eiwitten, bv. bladluizen. De wijfjes zetten hun eitjes af in de buurt van bladluiskolonies. Zo hebben de larven voldoende voedsel zodra ze uit het ei komen. Ook lieveheersbeestjes doen dit.
Natuurlijke vijanden doen het werk voor jou.
Of het nu gaat om borderplanten, bomen of struiken, kies voor enkelvoudige, open bloemen met maar een rij kroonblaadjes. Gevulde bloemen (met verschillende rijen kroonblaadjes) belemmeren insecten de weg naar de nectar en zijn dus niet zo aantrekkelijk voor insecten als voor ons.
Als je plaats hebt voor houtachtigen, kies dan voor een heg in plaats van een haag. Een haag is geschoren en komt daardoor niet in bloei. Geen bloei betekent weinig insecten. Een heg mag uitgroeien en bloeien. Kies voor bessendragende en gestekelde houtgewassen. De bessen leveren voedsel aan vogels, en de stekels vormen een goede schuilplaats om een nest te bouwen.
Geschikte planten voor een hoge heg zijn eenstijlige meidoorn, gewone vlier, gewone liguster, kweepeer, hondsroos, wegedoorn, ...
Kies voor variatie. Zo is de bloei, het voedsel en ook de aantrekkingskracht op verschillende insecten goed verdeeld. Daardoor heb je het jaar rond een legertje natuurlijke vijanden voor handen.
Als je niet de ruimte hebt voor houtachtigen, kan je toch heel wat insecten aantrekken met een bloemenborder. Sommige bloemenfamilies trekken meer insecten aan dan andere, bv. de schermbloemigen, de samengesteldbloemigen, de lipbloemigen maar ook vele anderen.
Geschikte planten voor een border die veel insecten aantrekt zijn onder andere de typische kruiden die we in de keuken gebruiken.
Laat uitgebloeide stengels in de bloemenborder de hele winter staan. De holle stengels en verdroogde bladeren bieden overwinteringsplaatsen aan insecten. Die overwinterende insecten zijn al vroeg in het voorjaar weer actief om de ongewenste gasten in de moestuin te bestrijden.
Zorg zelf voor huisvesting door nestkastjes voor mezen, insectenhotelletjes, oorwormbloempotten en nog veel meer te plaatsen.
Vruchtwisseling
Wat is vruchtwisseling?
Vruchtwisseling betekent dat je jaarlijks per perceel andere gewassen teelt zodat pas om de zoveel jaar een gewas op dezelfde plaats terugkomt. We groeperen de groenten volgens een aantal kenmerken, onder andere hun ziektegevoeligheid en hun voedingsbehoefte.
Wanneer mogen planten van dezelfde familie weer op het zelfde perceel terechtkomen? De periode moet langer zijn dan hun ziektekiemen overleven in de bodem. Zes jaar is het minimum. Kolen mogen pas na 6 jaar weer op hetzelfde perceel. Pas dan verkleint de kans dat bv. knolvoet overleeft in de bodem.
Hoe breng je vruchtwisseling in praktijk?
Op elk stuk zet je een bepaalde plantengroep (op perceel 1 bijvoorbeeld vruchtgewassen, op perceel 2 bladgewassen, op perceel 3 koolgewassen, enz.). Elk jaar laat je elke gewassengroep één plaatsje opschuiven naar het volgende perceel. Het tweede jaar geeft dat in ons voorbeeld op perceel 1 wortelgewassen, op perceel 2 vruchtgewassen,... en op perceel 6 aardappelen. In dit voorbeeld hebben alle teelten dan na zes jaar, één keer op elk perceel gestaan. Het zevende jaar krijgen we dan weer onze uitgangspositie.
Bemesting
Gebruik compost als meststof maar wees zuinig want ook te veel meststof is slecht voor de groei. Bemest in het voorjaar. Je moet compost niet onderspitten. Leg de compost op de bodem, eventueel kan je die inwerken in de bovenste 5 cm.
Compost
Compost is de beste meststof in de moestuin: je kan het zelf maken met oogstresten, andere tuinresten, keukenresten en kippenmest. Beetje bij beetje geeft het voedingsstoffen vrij en het zorgt voor een gezond bodemleven.
Wees zuinig met bemesting
Wees zuinig met bemesting. Te veel bemesting leidt tot slappe groenten in de moestuin. Slappe groenten zijn erg vatbaar voor aantastingen. Kies de juiste hoeveelheid bemesting voor elk gewas:
- Kolen, bladgewassen en vruchtgewassen zijn gulzig. Zij willen heel wat compost, zo‘n 5 tot 6 kg per m2.
- Wortelgewassen en peulen hoeven geen bemesting. Als je ze bemest, krijg je juist minder oogst.
- Aardappelen zijn half gulzig. Geef ze 2 tot 3 kg compost per m2
Kruidbeheer
Ongewenste kruidgroei van éénjarigen is onvermijdelijk in de moestuin (bijv. kleine veldkers en straatgras). Ze komen spontaan op in verstoorde grond, bijv. na spitten, harken, schoffelen. Je haalt hierdoor zaden naar de oppervlakte, in het licht, en dan kiemen de éénjarigen. Je kan op meerdere manieren omgaan met deze kruidgroei.
Klik op onze bestrijdingswijzer hoe je deze ongewenste planten in de moestuin aanpakt.
Preventie
Beperk de bodemverstoring. Niet spitten of ploegen, wel loswerken met een woelvork. Zo is de verstoring kleiner en de kans op kruidgroei ook.
Beperk de lichtinval op de bodem tijdens het groeiseizoen. Bedek je de bodem tussen je groenten met een mulchlaag bv. met een dun (0,5 cm) laagje maaisel. Als er geen licht op de bodem valt, vermindert de kans op kruidgroei.
Beperk de lichtinval op de bodem na de oogst. Zodra een perceel vrijkomt, zaai je een groenbemester in, bv. phacelia
Bestrijding
Hak en schoffel om kruidgroei te verwijderen. Doe dat regelmatig en alleen bij droog weer. Wortelonkruiden bv. paardenbloem, moet je uitsteken omdat met schoffelen de penwortel blijft steken en weer kan uitlopen.
Als je achterstand hebt met het kruidbeheer, dan is het allerbelangrijkste dat je de kruidgroei niet in zaad laat komen.
In de winter kan je pluimvee inschakelen om de moestuin kruidvrij te krijgen. Zij eten alle oogstresten en kruidgroei op.