‘Een efficiënt overstromingsbeleid staat of valt met een goede ruimtelijke ordening’
Was je verrast dat we opnieuw met wateroverlast te maken kregen?
Bram: ‘Sinds vorig jaar zitten we in een heel natte periode. De grond was al helemaal verzadigd. Dan weet je dat dit problematisch wordt als er nog eens veel regen bijvalt. Er kwam alleen maar water bij waardoor valleigebieden onder water stonden. Op zich is dat een natuurlijk fenomeen, alleen veroorzaakt dit door ons ruimtegebruik veel schade.’
‘Met de modellen van onze hydrologen zagen we dit aankomen. Zij krijgen de neerslaggegevens binnen en rekenen die door, waardoor de VMM kan waarschuwen voor overstromingen.’ (zie ons nieuwsbericht van 14 december ‘Elke overstroming is anders, alleen met een goede samenwerking hou je de kopjes boven water’).
Kregen we nieuwe inzichten bij de recente overstromingen?
Bram: ‘Elke overstroming is anders. In de zomer van 2021 werden we getroffen door een massa neerslag op één dag – een waterbom – waarbij we de volle laag ineens over ons kregen. Begin dit jaar was het veel neerslag gedurende 5-6 dagen aan een stuk. Dat leidt in de praktijk vaak tot andere gevolgen die we ook anders moeten beheersen. Er kunnen andere gebieden onder water staan en we moeten in een aantal valleigebieden zorgen voor een andere sturing van onder andere onze wachtbekkens. Gelukkig hebben we ondertussen verschillende middelen om overstromingen te beheersen: meetposten, medewerkers op het terrein om alle infrastructuur (zoals gecontroleerde overstromingsgebieden en pompen) vlekkeloos te laten werken, voorspellingen en modellen, experts die deel uitmaken van de crisiscellen en de hulpdiensten informeren en adviseren en tot slot remote sensing via satellietdata en drones. Dat is een heel radarwerk dat goed draait en zichzelf versterkt.’
Worden onze instrumenten en onze kennis ook steeds beter?
Bram: ‘Het is een wereld van verschil met de situatie in pakweg 1998 toen de beelden van het journaal bekeken moesten worden om te weten waar we het best konden ingrijpen, toen er nog geen of nauwelijks GSM’s waren …. Nu zetten we zelf drones in om overzichtelijke luchtbeelden te maken die al na enkele minuten geraadpleegd kunnen worden door onze mensen op het terrein, we hebben een uitgebreid meetnet en onze hydrologen ontwikkelen steeds accuratere modellen, enz. Daarmee informeren en adviseren we de hulpdiensten over de beste maatregelen en de meest precaire locaties. Er is een gestroomlijnde interne communicatie en ook op vlak van infrastructuur is er veel veranderd. We gaan wel altijd na hoe we het nog beter kunnen doen en hoe we nieuwe inzichten optimaal kunnen verwerken. Zo toetsten we onze overstromingskaarten af aan de reële situatie met behulp van de dronebeelden en kunnen we ze waar nodig in de toekomst actualiseren en preciseren. Het is geruststellend dat de overstromingskaarten over het algemeen een zeer accuraat beeld geven van de gebieden die onder water kunnen komen. Dit verhoogt de voorspelbaarheid van overstromingen en er kan rekening gehouden worden met de impact van overstromingen in de toekomst. We kunnen dus een proactief beleid voeren.’
Bekijk de dronebeelden van de wateroverlast begin januari 2024
Vlaanderen is een dichtbevolkte en –bebouwde regio. Is de kans op wateroverlast daardoor groter?
Bram: ‘Vlaanderen kende een sterke evolutie van verstedelijking en verharding. Daarbovenop was de bodem dit najaar al enorm verzadigd waardoor zelfs in gebieden die niet verhard zijn zeer veel water afstroomt. Daardoor reageren onze waterlopen zeer sterk als er veel neerslag valt en raken onze valleien snel gevuld.’
‘Gelukkig wordt er nu meer ingezet op infiltratie, buffering en andere bronmaatregelen om water beter vast te houden maar ook die maatregelen zijn eindig als het blijft regenen. Er is veel meer aandacht en bewustzijn voor wateroverlast. En dat is maar goed ook, want potentieel is er een oppervlakte van 84.512 ha in Vlaanderen die bedreigd wordt door overstromingen vanuit grotere waterlopen. Dat blijkt uit de fluviale overstromingsgebieden. Daarnaast zijn er ook nog zee-overstromingen en pluviale overstromingsgebieden (gebieden die bij wolkbreukscenario’s onder water kunnen komen). Tel je al die overstromingsbronnen samen, dan kom je aan een totale oppervlakte van 235.042 ha, vergelijkbaar met de oppervlakte van de provincie Limburg.’
Wat kunnen we doen om het overstromingsrisico te verminderen?
Bram: ‘Werken aan waterveiligheid bestaat uit verschillende lagen. De waterloopbeheerders, zoals de VMM, voeren zelf al heel wat structurele ingrepen uit in de strijd tegen wateroverlast. Maar we hebben ook andere actoren nodig om het verschil te maken. In principe ligt er een heel gamma aan oplossingen voor, waarbij de finale keuze natuurlijk altijd maatwerk moet zijn. Voor de bestaande infrastructuur en de gebouwen die nu in overstromingsgevoelige gebieden staan, bestaat de meest drastische ingreep erin om die af te breken. Zo kocht de VMM onlangs, met financiering van minister van Omgeving Zuhal Demir, verschillende gebouwen die te koop stonden, met de bedoeling om ze vervolgens af te breken. Het spreekt voor zich dat dat zeker niet de oplossing is voor elk gebouw in overstromingsgevoelig gebied. Heel wat bestaande bebouwing moet zichzelf ook beter beschermen tegen overstromingen. Zo voerde de VMM verschillende projecten rond individuele bescherming uit, onder andere in Voeren, Diest en Halen. We bekijken daar samen met de bewoners welke maatregelen er nodig zijn om schade als gevolg van overstromingen terug te dringen. Ook naar aanleiding van de recente overstromingen zitten we in een aantal stroomgebieden opnieuw samen met de bewoners om dit verder te bekijken.’
Moeten we er ook niet voor zorgen dat we de ‘fouten’ uit het verleden niet opnieuw maken?
Bram: ‘Dat klopt! Het is nog veel belangrijker om te voorkomen dat er nog extra bijgebouwd wordt in overstromingsgevoelig gebied. Daarom is het belangrijk dat signaalgebieden – dit zijn harde bestemmingszones zoals woongebied, industriegebied, landbouwzones … – die nog niet bebouwd zijn maar wel kunnen overstromen een herbestemming krijgen. Dit proces loopt momenteel volop. We kunnen hierdoor heel wat belangrijke overstromingsgebieden voor de toekomst vrijwaren van verdere bebouwing. Als er dan toch nog gebouwd wordt in gebieden die kunnen overstromen, dan moet dat op een aangepaste, verstandige manier gebeuren, bijvoorbeeld door de gebouwen op voldoende hoogte op te trekken en geen ruimte voor water in te nemen.’
We horen dat ook steden en gemeenten op zoek zijn naar oplossingen om de wateroverlast op hun grondgebied aan te pakken. Wat kunnen zij doen?
Bram: ‘Het gros van de vergunningen wordt verleend door steden en gemeenten Zij hebben dus zelf een heel belangrijk instrument in handen en de bijhorende verantwoordelijkheid. Daarbij moeten ze een watertoets uitvoeren om na te gaan of het geplande project geen schadelijke effecten veroorzaakt aan het watersysteem. Vanuit de VMM geven we daarover, net zoals de andere waterloopbeheerders, advies aan steden en gemeenten. In ruim 95% van de gevallen volgen zij ons advies. Dat is positief. Geven we een negatief advies, dan stuit dat vaak nog op onbegrip, vooral van de aanvragers. De recente gebeurtenissen tonen nog maar eens aan dat we dat niet doen om mensen te pesten, maar om verdere problemen te vermijden.’
‘Helaas zien we in de praktijk op een aantal locaties nog ongunstige ontwikkelingen. Bijvoorbeeld bij een perceel in overstromingsgevoelig dat opgesplitst wordt of waar een appartement op gebouwd wordt. Er worden wel maatregelen genomen om de gebouwen te beschermen tegen het water, maar als er dan toch wateroverlast is, zijn er 10 of 20 mensen die hinder ondervinden in plaats van 1. Doordat er meer mensen getroffen worden door de wateroverlast wordt ook de hulpverlening en het crisisbeheer veel zwaarder belast. In de vergunningverlening wordt met die aspecten nog te weinig rekening gehouden. Daar wordt soms enkel gekeken of het gebouw hoog genoeg staat, zonder aan alle praktische zaken te denken tijdens een overstroming.’
Zijn er naast de vergunningsbevoegdheid nog andere beleidsinstrumenten voor steden en gemeenten in de strijd tegen wateroverlast?
Bram: ‘In het hemelwaterplan leggen ze een integrale visie vast over waar en hoe het regenwater in een gemeente zoveel mogelijk kan geïnfiltreerd, hergebruikt of gebufferd worden. Daarnaast kunnen ze vooral via hun ruimtelijke bevoegdheden ingrijpen, om gronden een nieuwe bestemming te geven of ze te verplaatsen. Zo kunnen ze de ‘knelpunten’ uit de valleigebieden halen door bijvoorbeeld een planologische ruil te voorzien. Die grondmobiliteit is volgens mij de ‘way to go’ om lokaal het verschil te maken, maar wordt nog veel te weinig toegepast. We moeten daarbij beseffen dat zolang er bouwgronden in overstromingsgebied liggen, de druk er is om deze te ontwikkelen. Alle instrumenten liggen op tafel om het anders te doen. Alles staat of valt met een goede ruimtelijke ordening voor een efficiënt overstromingsbeleid.’
Kunnen bedrijven of burgers ook een rol spelen?
‘Burgers of bedrijven kunnen de overstromingsscore van hun perceel en gebouw raadplegen via de woningpas. Bij een slechte score is er een hoger risico dat ze vroeg of laat getroffen worden door een overstroming. Zij kunnen preventief hun gebouwen beter beschermen, bijvoorbeeld door terugslagkleppen of schotten te plaatsen. Bij plannen voor een nieuwbouwproject raden we aan om de overstromingskaarten te raadplegen op www.waterinfo.be en de bevoegde waterloopbeheerder te contacteren. De riviermodellen worden constant geactualiseerd. Sinds vorig jaar kan je ook de kaarten van overstromingen door intense neerslag – pluviale overstromingskaarten – raadplegen. Dat zijn allemaal tips die gemeenten ook aan burgers en bedrijven kunnen meegeven.’