Evaluatie saneringsinfrastructuur 2014
De uitbouw
De evolutie van de uitbouw wordt weergegeven door twee indicatoren: de rioleringsgraad (de verhouding van het aantal gerioleerde inwoners t.o.v. het aantal inwoners van een gemeente) en de zuiveringsgraad (de verhouding van het totaal aantal op een RWZI aangesloten inwoners t.o.v. het totaal aantal inwoners van een gemeente).
Hieruit blijkt een gestage vooruitgang. In de loop van 2014 werd een subsidiëringsprogramma goedgekeurd met een recordaantal van 281 gemeentelijke rioleringsprojecten voor een totaal investeringsbedrag van 540 miljoen euro. Maar de spectaculaire verbeteringen door het opnemen van grote lozingspunten liggen ondertussen al enkele jaren achter ons. Eind 2014 werd van 81 % van alle inwoners in Vlaanderen het afvalwater gezuiverd.
In 2014 voerde de nv Aquafin 102 gewestelijke projecten uit. Bovendien gaf de Vlaamse Regering de opdracht aan de nv Aquafin om 111 nieuwe gewestelijke projecten uit te voeren.
Het beheer
Naast de uitbouw wordt ook een goed beheer van de bestaande infrastructuur steeds belangrijker om een goede kwaliteit van het oppervlaktewater te bereiken. Als de gemeentelijke en gewestelijke installaties minder goed beheerd worden, daalt immers het rendement van de investering en bestaat er een grote kans op ecologische schade. De VMM en de nv Aquafin voeren daarom intensieve metingen uit om de goede werking van de infrastructuur op te volgen.
Uit de resultaten voor 2014 blijkt dat, op één na, alle rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) aan de vergunningsvoorwaarden voldoen. Om de kwaliteit van het beheer van de gewestelijke en gemeentelijke saneringsinfrastructuur objectief en gestructureerd te evalueren, gebruikt de VMM ecologische performantie-indicatoren.
Knelpunten
Deze performantie-indicatoren geven een aantal verbeterpunten aan. Het belangrijkste knelpunt is de werking van de overstorten. Het verontreinigde overstortwater kan in extreme omstandigheden resulteren in milieuschade, zoals plotse achteruitgang van de waterkwaliteit met vissterfte, overmatige algengroei, verdwijnen van bepaalde watergebonden fauna … tot gevolg. In een beperkt aantal gevallen is dit te wijten aan een opvoerinstallatie (influentgemaal van een RWZI) die niet naar behoren werkt, maar in de meeste gevallen is de oorzaak een te hoge aanvoer van niet-verontreinigd (parasitair) water op de rioleringsstelsels, dit kan door regenwater dat verkeerd is aangesloten op de gescheiden rioleringen.
De VMM zet daarom ook sterk in op de aanpak van deze problematiek. Dit doet ze via onderzoek naar de specifieke oorzaken, een kwantitatieve evaluatie van de overstortwerking en het investeren in oplossingen door aanpak aan de bron, optimalisaties in het stelsel en een eventuele nabehandeling van het overstortwater om de ecologische impact op de waterloop te beperken.
Lees het volledige rapport Evaluatie saneringsinfrastructuur 2014