Seizoensoverlast ozon voor vegetatie (AOT40)
- AOT40ppb-vegetatie is een Europese ozonoverschrijdingsindicator ter bescherming van de vegetatie.
- Deze waarde geeft per kalenderjaar het overschot boven 80 µg/m³ van alle ozonuurwaarden tussen 9 en 21 uur, opgeteld tijdens de maanden mei, juni en juli (groeiseizoen).
- Zowel de grootte van de overschrijding als de tijdsduur ervan wordt in rekening gebracht tijdens de belangrijkste groeimaanden voor gewassen en semi-natuurlijke vegetatie.
- De Europese streefwaarde werd gemiddeld over de periode 2019-2023 overal in Vlaanderen gerespecteerd.
- In 2023 is de Europese langetermijndoelstelling op geen enkele meetplaats gehaald.
- De sterke variatie tussen jaren hangt samen met de kwaliteit van de zomer.
- Er is een west-oost gradiënt zichtbaar in Vlaanderen.
Effecten op ecosystemen
Natuurlijke ecosystemen, akkergewassen en seminatuurlijke vegetatie kunnen schade ondervinden door blootstelling aan troposferisch ozon. Dit kan zich uiten in bladverkleuring, bladverlies, vertraagde groei of zelfs afsterven. Bij gewassen leidt dit tot opbrengstvermindering. Ecologisch gezien beïnvloedt ozon de samenstelling en het functioneren van het ecosysteem, wat ernstige gevolgen kan hebben voor de biodiversiteit.
De mate waarin ozon effectief de plant kan binnendringen, hangt af van de plantensoort, de weersomstandigheden, het licht, de bodem- en luchtvochtigheid en het stadium van het groeiproces.
Doelstellingen
De Europese Richtlijn Luchtkwaliteit bepaalde een streefwaarde die geldt sinds 2010 en een langetermijndoelstelling ter bescherming van de vegetatie:
Naam | Doelstelling | Meetplaatsen die doelstelling halen |
---|---|---|
streefwaarde | 18 000 (µg/m³).uren (gemiddeld over 5 jaar) | 18/18 |
langetermijndoelstelling | 6 000 (µg/m³).uren per jaar. | 0/17 |
Toestand in 2023
In de periode 2019-2023 bleef het 5-jaargemiddelde op alle meetplaatsen onder 18 000 (μg/m³) uren per jaar. De Europese streefwaarde werd dus niet overschreden.
De Europese langetermijndoelstelling werd in 2022 op geen enkele meetplaats gehaald.
- De seizoensoverlast voor vegetatie in 2023 was hoogin vergelijking met de tijdsreeks sinds 2000.
- De langetermijndoelstelling werd op geen enkele meetplaats gehaald.
- Op de modelkaart is te zien dat in stedelijke omgevingen de seizoensoverlast voor vegetatie het laagst is. Dit is gerelateerd aan de hogere ozonafbraak nabij NOx-bronnen.
- Gemiddeld over de periode 2019-2023 is de seizoensoverlast voor vegetatie matig dankzij het zeer gunstige ozonjaar in 2021.
- De streefwaarde gemiddeld over 2019-2023 is met een maximum gemodelleerde waarde van 15 305 (µg/m³).u net gehaald.
- De lagere waarden in het westen komen over het algemeen door het verkoelende effect van de zee en de atmosferische verdunningsprocessen door de land- en zeebries.
- De hogere waarden in het oosten worden verklaard door de vaak hogere temperaturen omwille van de zandgrond.
Evolutie
Er is geen duidelijke trend zichtbaar in de seizoensoverlast voor vegetatie:
- De seizoensoverlast voor vegetatie hangt sterk samen met de warmte en zonneschijnduur tijdens het groeiseizoen (mei-juli).
Hoe pakken we dit aan?
Om de ozonpieken te verminderen, moet de uitstoot van de ozonvormende stoffen NOx (NO2), CO, CH4 en NMVOS dalen.
- Voor NMVOS is er vooral reductiepotentieel bij de industrie en bij specifieke huishoudelijke producten (zie indicator uitstoot NMVOS)
- Voor NOx is er voornamelijk reductiepotentieel bij het wegverkeer (zie indicator uitstoot stikstofoxiden)
- Voor CO werden geen maatregelen geformuleerd
- Voor de maatregelen om de CH4-uitstoot terug te dringen, verwijzen we naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan 2030. De belangrijkste maatregelen situeren zich bij de sector landbouw:
- Optimaliseren van voederrantsoenen en van de voederefficiëntie.
- Proefproject vergisting van de mest op varkens- en melkveebedrijven.
Meer informatie
- Waar liggen de meetplaatsen en welke concentraties werden er gemeten (excel)?
- De indicator ozondosis bij vegetatiesoorten is beter voor het bepalen van de ozonschade aan vegetatie, omdat die, in tegenstelling tot de AOT40-indicator, wel rekening houdt met de kenmerken van de plant.
- Meer info over RIO en RIO-IFDM