Hoe wordt de uitstoot berekend?
De emissie-inventaris lucht wordt jaarlijks onderworpen aan internationale reviews wat garanties biedt voor de wetenschappelijke onderbouwing ervan. De laatste internationale audit leverde een positieve evaluatie op. Voor de landbouwsector werd aangegeven dat de emissie-inventaris van hoge kwaliteit is wat volledigheid en accuraatheid betreft en dat de beschreven methodieken transparant zijn.
De gehanteerde rekenfactoren houden altijd rekening met voortschrijdend wetenschappelijk inzicht en de best beschikbare wetenschappelijke kennis. Waar dat nodig is, doen we een beroep op inschattingen door experten.
Sectoren
Sector huishoudens - gebouwenverwarming
De EISSA-B (Emission Inventory Support System Air-Buildings) tool berekent de emissies door gebouwenverwarming in de residentiële-, tertiaire- en land- en tuinbouwsector voor Vlaanderen en spreidt deze emissies geografisch tot emissies per gemeente en per km2. Belangrijke bronnen van inputdata zijn:
- Energiebalans Vlaanderen (VEKA): energieverbruiken gebouwenverwarming
- EMEP/EEA Guidebook 2019: Emissiefactoren
Sector landbouw - EMAV3.0
Het berekenen van de ammoniakemissie door de veeteelt in Vlaanderen gebeurt aan de hand van het ‘EmissieModel Agricultuur Vlaanderen’ (EMAV3.0). De oorspronkelijke methodologie werd in 2009 door het Instituut voor Landbouw-, Visserij- & Voedingsonderzoek (ILVO) ontwikkeld (versie1.0) en geactualiseerd in 2016 (versie 2.0), 2019 (versie 2.1) en 2023 (versie 3.0). EMAV3.0 berekent ook de uitstoot van NOx. EMAV3.0 omvat de verschillende emissiestadia voor de veeteelt:
- stal,
- mestopslag,
- mestaanwending op het land,
- weide (grazen).
Het model berekent eveneens de ammoniakemissie ten gevolge van het kunstmestgebruik en de mestverwerking (zowel industriële mestverwerking als pocketvergisting) in Vlaanderen. Dit houdt in dat de meststroom of (N-stroom) gevolgd wordt van productieoverslag tot plaats van afzet (land, verwerking, export). Dit kan op basis van het in rekening brengen van de mesttransporten. Inputdata zijn afkomstig van de VLM (Mestbank).
De output van EMAV, met andere woorden de berekende geografisch gespreide ammoniakemissie, wordt gebruikt voor o.a. internationale rapportering, maar ook als input voor het VLOPS-model. Om te beschikken over kwaliteitsvolle data worden er externe validaties uitgevoerd. Dit wil zeggen dat een externe partner het model bekijkt, reviseert en aanbevelingen formuleert. Om het EMAV-model continu te blijven verbeteren, is er een permanente referentieopdracht met het departement Omgeving. Kleine aanpassingen en verbeteringen kunnen op die manier worden doorgevoerd. De permanente referentieopdracht wordt uitgebreid (in het kader van PAS), waardoor er meerdere verbeteringen/aanpassingen aan het EMAV-model op jaarbasis kunnen bekeken of onderzocht worden.
Sector industrie
Het hoofdaandeel van de industriële emissies wordt geregistreerd via de integrale milieujaarverslagen (IMJV). Of een bedrijf een IMJV moet indienen hangt af van bepaalde criteria. Ongeveer 90% van de totale emissie door de industrie wordt via deze IMJV’s bekomen.
Om een volledig beeld te krijgen van de emissies door de industrie in Vlaanderen, moeten we ook rekening houden met bedrijven die niet IMJV-rapporteringsplichtig zijn of dat niet zijn voor bepaalde verontreinigende stoffen. De emissies van deze bedrijven of stoffen worden op een collectieve manier benaderd en ingeschat. Het betreft zowel verbrandings- als procesemissies. De bijschatting van de verbrandingsemissies steunt op de resultaten van de Energiebalans Vlaanderen (VEKA). De toegepaste methodiek resulteert in jaarlijks variabele bijschattingsfactoren per verontreinigende stof, per brandstoftype en per industriële sector. Voor het inschatten van de niet-individueel geregistreerde procesemissies wordt per behandelde activiteit een specifieke methodiek ontwikkeld, waardoor de verschillende relevante emissieparameters gekwantificeerd kunnen worden.
Sector transport
COmputer Program to calculate Emissions from Road Traffic (COPERT)
Om een schatting te kunnen maken van de emissies door het wegverkeer wordt gebruik gemaakt van COPERT 5.7.3 De methodolgie van dit model wordt beschreven in het EMEP/EEA Air Pollutant Emission Inventory Guidebook. De gebruikte emissiefactoren zijn daarin een weergave van de uitstoot door voertuigen in reële rijomstandigheden. De belangrijkste parameters voor de basisberekening van de uitstoot zijn de voertuigenvloot uit de databank van Directie Inschrijving Voertuigen (DIV) en de mobiliteitsdata uit het PROMOVIA-model van het departement MOW, afdeling beleid (tot en met 2020) en het FLOMOVIA-model (vanaf 2021). Vanaf 2021 is er een trendbreuk in de mobiliteitsdata door het in gebruik nemen van een ander mobiliteitsmodel. Dit veroorzaakt ook een trendbreuk in de tijdsreeks van de uitstoot door het wegverkeer voor het emissiejaar 2021. Om toch een consistente tijdsreeks aan emissies te kunnen rapporteren, en ook omdat het een internationale verplichting is om de uitstoot van het wegverkeer te rapporteren op basis van de verkochte hoeveelheid brandstof, is er een 2e berekeningsstap toegevoegd : de uitstoot door het wegverkeer wordt berekend op basis van de verkochte hoeveelheid brandstof in Vlaanderen. Dat gebeurt via een ophoging van de gereden voertuigkilometers (uit de eerste stap van de berekening) zodanig dat de verbruikte hoeveelheid brandstof (op basis van voertuigenpark en afgelegde kilometer) gelijk is aan de verkochte hoeveelheid brandstof.
EMissieModel Luchtvaart (EMMOL)
De emissies door het vliegtuigverkeer in Vlaanderen worden berekend met het EMMOL model. De emissies worden berekend zowel voor de landings- en opstijgcyclus (LTO), als voor cruise (boven de 915 m). Gebruikte inputdata zijn
- Data van EUROCONTROL;
- Statistieken met vliegtuigbewegingen aangeleverd door de luchthavens in Vlaanderen;
- Brandstofdata van Energiebalans Vlaanderen.
De emissies door het cruisegedeelte van een vlucht zijn hoger dan die van LTO. Voor het berekenen van de emissies door cruise wordt het volledige traject van de vlucht in rekening gebracht.
EMissieMO voor Scheepvaart en Spoor (EMMOSS)
Het EMMOSS model wordt gebruikt voor de berekening van de emissies door
- Baanlocomotieven en motorwagens in het spoorverkeer
- De binnenvaart
- De zeescheepvaart
De emissies door baanlocomotieven en motorwagens in het spoorverkeer worden berekend met het EMMOSS model op basis van bruto tonkilometer, specifiek eindenergieverbruik en emissiefactoren.
De emissies door de binnenvaart worden berekend met het EMMOSS model. Het model rekent op basis van het aantal afgelegde tonkilometer door binnenvaartschepen per vaarweg. Deze informatie is afkomstig van de waterwegbeheerder De Vlaamse Waterweg. Andere parameters in het model zijn: het percentage vaartuigkilometer leegvaart per waterweg, zwavelpercentage in de brandstof, leeftijdsverdeling van de scheepstypes, snelheid van de schepen, afstand (traject) van de vaarweg.
De emissies door de zeescheepvaart worden berekend met het EMMOSS model. Er worden emissies berekend in Vlaamse havens, op de Schelde in de haven van Antwerpen en op zee binnen de 12-mijlszone. Onder zeescheepvaart zit vervat : koopvaardij, militaire schepen, zeevisserij, sleepboten, baggeractiviteiten en zandwinning op zee en in de haven. Emissiefactoren worden gecombineerd met data over ladingen en lossingen van MORA (mobiliteitsraad), Departement Landbouw en Visserij, gebaggerde hoeveelheden zand, data van baggerbedrijven en sleepdiensten.
OFF-Road Emissie Model (OFFREM)
Om een schatting te kunnen maken van de emissies door niet voor de weg bestemde mobiele machines wordt gebruik gemaakt van het model OFFREM. Dit is een module die op basis van statistische data en emissiefactoren uit het EMEP/EEA Guidebook emissies berekend voor de sectoren bosbouw, huishoudens, groenvoorziening, bouw, industrie, landbouw, defensie, havens, luchthavens en multimodale overslagterminals.
Polluenten
Fijn Stof
Om de emissies van fijn stof te bepalen wordt er een onderscheid gemaakt tussen
- Emissies door verbranding van brandstoffen;
- Emissies door productieprocessen.
De verbrandingsemissies, zowel in de industrie, in gebouwen als in de landbouw, worden bepaald aan de hand van energieverbruiken (Energiebalans Vlaanderen, VEKA) en emissiefactoren uit de literatuur.
De industriële procesemissies worden - indien beschikbaar - bekomen uit de IMJV’s (Integraal Milieujaarverslag). Wanneer deze niet beschikbaar zijn of een te klein aandeel in de totale sectoremissie omvatten, worden de emissies berekend op basis van activiteitsparameters in combinatie met emissiefactoren. Daarbij wordt, in de mate van het mogelijke, rekening gehouden met emissie-reducerende technieken. Bronnen van inputdata zijn federaties, instanties en bedrijven.
Sommige emissies worden berekend met behulp van speciaal ontwikkelde rekenmodellen. Dit is onder andere zo voor wegverkeer, spoorverkeer, scheepvaart, luchtvaart en mobiele machines.
De emissies van EC worden bepaald als fractie van PM2.5.
Stikstof
Voor ammoniak (NH3) en stikstofoxiden (NOx) wordt de uitstoot van alle sectoren in rekening gebracht:
- Het berekenen van de uitstoot van ammoniak en stikstofoxiden door de landbouw in Vlaanderen gebeurt aan de hand van het 'Emissie Model Agricultuur Vlaanderen' (EMAV).
- Het berekenen van de uitstoot van stikstofoxiden door het verkeer (= sector transport) in Vlaanderen gebeurt o.a. aan de hand van het COPERT-model via activiteitsdata en emissiefactoren.
- Het inventariseren en berekenen van de stikstofoxidenemissie door de industrie in Vlaanderen gebeurt aan de hand van integrale milieujaarverslagen (IMJV) en een collectieve bijtelling (voor activiteiten met emissies onder de drempelwaarde voor IMJV-rapportering).
- De emissie van bronnen buiten Vlaanderen wordt geïnventariseerd a.d.h.v. Europese databanken.
Zware Metalen
Om de emissies van de zware metalen te bepalen wordt er een onderscheid gemaakt tussen
- Emissies door verbranding van brandstoffen;
- Emissies door de productieprocessen.
De verbrandingsemissies, zowel in de industrie, in gebouwen als in de landbouw, worden bepaald aan de hand van energieverbruiken (Energiebalans Vlaanderen, VEKA) en emissiefactoren uit de literatuur.
De industriële procesemissies worden - indien beschikbaar - bekomen uit de IMJV (Integraal Milieujaarverslag). Wanneer deze niet beschikbaar zijn of een te klein aandeel in de totale sectoremissies omvatten, worden de emissies berekend op basis van activiteitsparameters in combinatie met emissiefactoren. Ook wordt rekening gehouden met emissiereducerende technieken. Het nodige cijfermateriaal wordt bekomen bij federaties, instanties en bedrijven.
Sommige emissies worden berekend met behulp van speciaal ontwikkelde rekenmodellen. Dit is onder andere zo voor wegverkeer, spoorverkeer, scheepvaart, luchtvaart en mobiele machines.
NMVOS
Het opstellen van de emissie-inventaris NMVOS valt op basis van de oorsprong uiteen in twee grote groepen:
- Verbrandingsemissie
- procesemissie.
Het inschatten van de verbrandingsemissie gebeurt door de energieverbruiken te vermenigvuldigen met een emissiefactor. De energieverbruiken worden door het VEKA opgemaakt en beschreven in de Energiebalans Vlaanderen. Emissiefactoren worden overgenomen uit de literatuur. De industriële procesemissies van de NMVOS-inventaris worden bekomen uit de Integrale Milieujaarverslagen of IMJV. Wanneer de emissies niet beschikbaar zijn of een te klein aandeel in de totale sectoremissies omvatten, worden de emissies geschat op basis van activiteitsparameters in combinatie met emissiefactoren. Er wordt rekening gehouden met inspanningen geleverd door de bedrijven om de emissies te beperken. Het nodige cijfermateriaal wordt bekomen bij federaties, instanties en bedrijven. Deze methodologie wordt ook toegepast voor de niet-industriële sectoren van de NMVOS-inventaris. De emissies van een aantal sectoren worden bepaald met behulp van modellen.
Koolstofmonoxide
Naargelang de emitterende sector wordt de CO-emissie als volgt berekend:
- Industrie: het Integraal Milieujaarverslag (IMJV) inventariseert het merendeel van de industriële CO-emissies.
- Gebouwenverwarming: de berekening van de emissies van de huishoudens, handel en diensten en landbouw gebeurt via modelberekeningen.
- Transport: de CO-emissies door verkeer worden via verschillende modellen op basis van activiteitsdata en emissiefactoren berekend.
POP, PAK, dioxines en PCB
De berekeningen steunen voornamelijk op de brandstofverbruiken uit de Energiebalans Vlaanderen in combinatie met emissiefactoren, op rekenmodellen en op informatie uit de integrale milieujaarverslagen. Bijkomende activiteitsdata worden indien nodig opgevraagd bij federaties, bedrijven of andere instanties.
Verzuring en vermesting
Verzurende emissie: Voor het bepalen van de potentieel verzurende emissie, worden de emissies van SO2, NOx en NH3 bij elkaar opgeteld. Eén mol H+-ionen is gelijk aan één zuurequivalent. Eén mol SO2 kan na vorming van H2SO4 twee mol H+-ionen vrijgeven, wat overeenkomt met een verzurend effect van twee equivalenten. Zo kan ook één mol NO2, na vorming van HNO3, één mol H+-ionen vrijstellen en kan één mol NH3, dat door bacteriële werking in de bodem kan omgezet worden naar HNO3, ook één mol H+-ionen vrijstellen, wat telkens één zuurequivalent oplevert. De som van de zuurequivalenten die worden gevormd door de reacties van SO2, NOx en NH3 vormen de totale potentiële verzurende emissie.
Vermestende emissie: Voor het bepalen van de vermestende emissie, worden de emissies van NOx(NO2)-N en NH3-N bij elkaar opgeteld. De som geeft het totaal van de vermestende emissie, hier uitgedrukt in ton N.
Ozonafbrekende stoffen
Om de ozonafbrekende stoffen onderling met elkaar te kunnen vergelijken en hun aandeel te kunnen bepalen in de verdunning van de ozonlaag, wordt aan elk van deze stoffen een zogeheten ODP-waarde (Ozone Depletion Potential of ozonafbrekend vermogen) toegekend. Het gas CFK11 (trichloorfluormethaan) is de referentie en krijgt als ODP-waarde 1. De ODP-waarde drukt dus de emissie uit van een bepaalde ozonafbrekende stof als een CFK11-equivalente emissie.