Aanvullende informatie hitte-eilanden
Hoe meten we het hitte-eilandeffect?
De temperatuur in steden ligt doorgaans hoger dan in de omringende landelijke gebieden, wat tijdens hittegolven aanleiding geeft tot een verhoogde menselijke blootstelling aan hittestress. Vooral ouderen en kinderen ondervinden hiervan gezondheidshinder. Die verhoogde blootstelling aan hittestress kan bepaald worden aan de hand van de extra ‘hittegolfgraaddagen’ of HGD die in steden gemeten worden.
Om die HGD te bepalen wordt vertrokken van de definitie voor een hittegolf van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid: “een periode van minstens drie opeenvolgende dagen met een gemiddelde minimumtemperatuur (gemiddelde over de drie dagen en niet per dag) hoger dan 18,2 °C en een gemiddelde maximumtemperatuur hoger dan 29,6 °C”. Het aantal ‘hittegolfgraaddagen’ of HGD op een bepaalde locatie wordt dan voor een gegeven jaar berekend door:
- eerst te bepalen op welke dagen in de periode van 1 april tot 30 september in dat jaar zich een hittegolf voordoet (uitgaande van de definitie van de FOD Volksgezondheid);
- en vervolgens voor die dagen de som te nemen van de overschrijdingen van de dagelijkse maximumtemperatuur boven de drempel van 29,6 °C, samengeteld met de som van de overschrijdingen van de dagelijkse minimumtemperatuur boven de drempel van 18,2 °C.
De indicatorwaarde die op deze manier wordt bekomen, geeft niet enkel een beeld van de totale duur van hittegolven in dat jaar, maar ook van hun gewicht.
De indicator wordt doorgaans getoond voor een stedelijke en een nabijgelegen landelijke locatie, op een gemeenschappelijke grafiek, zodat het stedelijk effect tot uiting komt.
De ontwikkeling van indicatoren voor het stedelijk hitte-eiland in Vlaanderen, gebeurde door 2 onderzoeksprojecten in opdracht van VMM:
- 2015: Indicatoren van het stedelijk hitte-eiland in Vlaanderen
- 2018: Uitbreiding en validatie indicator hitte-eilandeffect
Welk niveau van hittestress is gevaarlijk?
Het aantal hittegolfgraaddagen of HGD wordt louter bepaald op basis van temperatuurmetingen. Toch kan het een belangrijke indicatie geven van mogelijke hittestress. De indicatorwaarde wordt immers opgebouwd met overschrijdingen van gezondheidsgerelateerde drempelwaarden.
In de erg warme zomers van 2003 en 2006 werd belangrijke oversterfte tijdens en vlak na hittegolven geregistreerd in Vlaanderen. Fijnmazige kaarten laten voor die jaren de hoogste HGD-waarden zien, met in de Antwerpse binnenstad pieken die opliepen tot 60 HGD. Als eerste indicatie van belangrijke hittestress kan daarom een drempelwaarde van 60 HGD voor Vlaanderen gehanteerd worden.
Terugdringen en opvangen van het hitte-eilandeffect
Om de grootte van het hitte-eilandeffect terug te dringen, dient de ruimtelijke planning in steden rekening te houden met de invloed van bebouwing op het lokale klimaat. Onder andere door vegetatie en wateroppervlakken in te zetten, kunnen lokaal extreme temperaturen gemilderd worden. Vooral door verharding in te ruilen door meer groen in de stad, wordt het hitte-eilandeffect verminderd. Het verkoelende effect van wateroppervlakken blijkt lager te liggen: water kan veel warmte opnemen, waardoor zeker stilstaand water later in de zomer ’s nachts juist warmer kan zijn dan de omgevingslucht. Op zo’n moment draagt water in de stad dus eerder bij tot de hitte in de stad. Toch kunnen grotere waterpartijen ook naar het einde van de zomer toe nog verkoeling brengen wanneer hun oriëntatie in het verlengde ligt van de heersende windrichting: ze laten dan toe dat verkoelende wind dieper doordringt in de stad.
Hitteplannen die de mogelijke impact van hittegolven willen beperken, moeten afgestemd zijn op de stedelijke situatie. Daarbij moet rekening worden gehouden met het feit dat hittegolven zich vaker en feller doen voelen in steden. Ook de specifieke sociale situatie van stedelingen (bijvoorbeeld meer alleenwonende ouderlingen) is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Zie ook indicator ‘Hitteslachtoffers’.