Welke bevolkingsgroepen zijn het gevoeligst voor de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging?
Dit wordt uitgelegd in het advies van de Hoge Gezondheidsraad van 2011:
A] Verhoogde gezondheidsrisico’s voor bepaalde bevolkingsgroepen
Kinderen (< 15 jaar)
Kinderen zijn gevoeliger aan luchtvervuiling dan andere bevolkingsgroepen. Door hun ontwikkeling zijn hun luchtwegen kwetsbaarder en hun afweermechanismes nog niet volledig ontwikkeld. Daarenboven brengen ze vaak een groot deel van de dag buitenshuis door en door hun vele sport- en spelactiviteiten hebben ze vaak een hogere ademhalingsfrequentie dan volwassenen (Boesch et al., 2008).
Voor het ongeboren kind leidt blootstelling van de zwangere vrouw tot een hoger risico op een verlaagd geboortegewicht, intra-uteriene groeivertraging, vroeggeboorte en zelfs vervroegde sterfte. Dit laatste geldt ook voor perinatalen. De associatie met fijn stof en kindersterfte lijkt sterker te zijn in de postneonatale periode (tussen 28 dagen en 1 jaar), dan in de neonatale periode (tot de 28e dag na de geboorte). Daarenboven lijkt ze specifiek gelinkt aan respiratoire oorzaken (Woodruff et al. 2008). Een Nederlandse studie kon echter geen aanwijzingen vinden voor een negatief effect van de blootstelling aan verkeersgerelateerde luchtvervuiling (NO2) op zwangerschapsuitkomsten zoals vroeggeboorte en verlaagd geboortegewicht (Gehring et al., 2011).
Ook na het eerste levensjaar lijkt een verband met luchtvervuiling stand te houden. Zo is er een sterk verband tussen luchtvervuiling, het verergeren van astmaklachten bij astmapatiënten en een algemeen hogere prevalentie van astmaklachten zoals hoest, piepen en ademhalingsmoeilijkheden (Mosqueron et al., 2004). De studie van Gauderman et al. (2007) vond een verband tussen de negatieve effecten op de ontwikkeling van de longfunctie bij jongeren tussen de 10 en 18 jaar en lokale blootstelling aan verkeer (woonplaats 500m gelegen van de weg). Deze effecten waren onafhankelijk van de algemene luchtkwaliteit en kunnen leiden tot beperking in de longfunctie op latere leeftijd. Ook Jerrett et al. (2008) vonden een positieve associatie met de incidentie van astma en verkeersgerelateerde luchtverontreiniging (NO2).
Ouderen
Ook ouderen zijn kwetsbaar voor luchtvervuiling. Een belangrijke reden hiervoor is de langdurige blootstelling aan luchtvervuilende stoffen gedurende hun leven. Ook door een verlaagd immuunsysteem wordt een hogere leeftijd geassocieerd met een verminderde capaciteit om met luchtvervuiling om te gaan (Makri, 2008; Pope en Dockery, 2006). Door de toename van de levensverwachting wordt deze groep ook steeds belangrijker.
Zieken
Het vooraf bestaan van respiratoire of cardiovasculaire ziektes is een factor die de kwetsbaarheid voor verhoogde luchtvervuiling beïnvloedt (Pope & Dockery, 2006). Hierbij zal men vooral effecten op korte termijn waarnemen, zo zullen bv. personen die al lijden aan astma bij verhoogde fijn stof- of ozonconcentraties nog meer last ondervinden. Ook op lange termijn vertonen astmatici een groter risico op longkanker of cardiovasculaire aandoeningen. Deze aandoeningen tasten immers de capaciteit aan om zich te kunnen verweren tegen een verhoogde blootstelling (Makri, 2008). Zanobetti (2000a) toonde ook aan dat personen die opgenomen worden in een ziekenhuis wegens een longontsteking tijdens een periode van verhoogde luchtvervuiling (PM10) een hoger risico op hartaandoeningen (hartritmestoornis) lopen. Omgekeerd hadden ook personen met hartziekten een verhoogd risico op een ziekenhuisopname wegens respiratoire aandoeningen.
B] Zwakke weggebruikers
Recente studies wijzen op de verschillen in blootstelling in functie van transportmodus. Zo vergeleken Int Panis et al. (2010a) de verschillen in concentratie en blootstelling tussen autopassagiers en fietsers op drie verschillende locaties in België (Mol, Brussel en Louvain-La- Neuve). Hoewel de verschillen in concentratie niet significant waren, was de blootstelling door inhalatie aan verkeersgerelateerd fijn stof significant hoger voor fietsers dan voor autopassagiers. Deze conclusie wordt bevestigd door een gelijkaardige studie door Zuurbier et al. (2010) in Nederland waar de geïnhaleerde doses tot tweemaal hoger lagen voor fietsers dan bij bus en autopassagiers ondanks dat ook de concentraties over de verschillende transportmodi eerder gelijkwaardig waren. Beide groepen onderzoekers concluderen dat fietsers beter routes kiezen met minder verkeer om zo de geïnhaleerde doses te verlagen. Strak et al. (2010) hebben de respiratoire effecten van luchtvervuiling onderzocht na het fietsen. Hun bevinding was dat blootstelling aan UFP en roet zwak geassocieerd was met uitgeademd NO, een indicator voor de inflammatie van de luchtwegen, en het verminderen van de longfunctie 6 uur na de blootstelling.
Ook kunnen kinderen blootgesteld worden aan hogere doses doordat zij zich lager bij de grond en dichter bij de uitlaatgassen bevinden. Ook bij episodes met meer ozon bevinden kinderen zich tijdens de warme zomerperiodes vaker buiten met een hogere fysieke inspanning tijdens sport en spel (Boesch et al., 2008).
De gezondheidsvoordelen van beweging blijven groter dan de gezondheidsnadelen van het inademen van luchtverontreiniging.